Het gemeentelijk vastgoed varieert veelal van huisvesting voor de eigen gemeentelijke organisatie tot sport- en recreatieaccommodaties, kunst- en cultuurpanden, wijkcentra, sociale voorzieningen, schoolgebouwen, parkeergarages, woningen, woonwagenstandplaatsen en gronden. Het beheer van de gemeentelijke vastgoedportefeuille is een omvangrijke klus. Naast het beheer van het permanente bezit hebben gemeenten in het kader van stedelijke vernieuwing te maken met tijdelijk beheer van panden en gronden. Voorts vragen de maatschappelijke ontwikkelingen steeds meer om specifieke huurcontracten, bijvoorbeeld op het gebied van short stay en verhuur aan statushouders. Ook de ontwikkelingen rond airbnb hebben geleid tot juridische vraagstukken en enkele gerechtelijke procedures.
Voor een goed beheer van het gemeentelijk vastgoed, maar ook in verband met andere maatschappelijke ontwikkelingen is kennis van het huurrecht van groot belang. De wet bevat veel specifieke regels en valkuilen. Het huurrecht wordt daarnaast voor een belangrijk deel gevormd door de rechtspraak, die lang niet altijd eenduidig is. Voor een goed beheer van de gemeente vastgoedportefeuille is expertise op het gebied van het huurrecht dan ook onontbeerlijk.
Tijdens de studiedag “Juridische actualiteiten huurrecht” krijgt u de kennis van het huurrecht aangereikt die van belang is voor de gemeentelijke vastgoedpraktijk en wordt u bijgepraat over de actuele ontwikkelingen
|
|
in de rechtspraak en wet- en regelgeving. Een voorbeeld is het recentelijk aangenomen wetsvoorstel dat selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlast gevend en crimineel gedrag mogelijk maakt.
U zult tijdens de studiemiddag onder meer antwoorden krijgen op de volgende vragen:
|
Voor het inbrengen van eigen voorbeelden, vragen en discussie is uiteraard voldoende gelegenheid.
Wilt u in één middag worden bijgepraat over de belangrijkste onderdelen en actualiteiten van het huurrecht? Klik dan op onderstaande link voor meer informatie en inschrijven.
studiemiddag Juridische actualiteiten huurrecht, 2 november Amersfoort
Aan het verlenen van een vergunning voor bouwen staat soms een privaatrechtelijke belemmering in de weg. Bijvoorbeeld omdat sprake is van grensoverschrijdend bouwen, een uitzicht biedend raam of afwateren op andermans erf. Veel van deze belemmeringen staan beschreven in Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Maar na het lezen van deze wetsartikelen ben je wel iets maar niet veel wijzer. Want wanneer gelden deze belemmeringen nu precies? En hoe ver strekken ze?
Als aan een aanvraag geen privaatrechtelijke belemmering kleeft en alle bestuursrechtelijke seinen op ‘Groen’ staan, kan vergunning worden verleend. En als er geen (of zonder succes) rechtsmiddelen worden ingesteld, dan wordt krijgt de vergunning formele rechtskracht. Zo’n onherroepelijk besluit vormt een sterk recht. Niemand kan er meer tegen opkomen, zo lijkt het. Via de bestuursrechter staan namelijk (in beginsel) geen middelen meer open. Via de civiele rechter bestaan nog wel de nodige mogelijkheden voor omwonenden die mordicus tegen het bouwplan zijn. Tot verbazing van de vergunninghouder, die denkt dat hij of zij (eindelijk) kan beginnen en een onaantastbaar recht heeft.
|
Er is een aantal rechterlijke uitspraken en vonnissen dat antwoord geeft op deze en andere prangende vragen. mr. Cyril Jungerman stelt ze aan de orde aan de hand van concrete voorbeelden. Hij behandelt daarbij de meest recente jurisprudentie. Zodat niet alleen jouw kennis wordt uitgebreid maar je ook collega’s, vergunninghouders en omwonenden uitstekend kunt informeren. Klik op onderstaande link(s) voor meer informatie en inschrijving.
Bij velen in het vakgebied van de ruimtelijke ordening ligt de focus op de Omgevingswet. Dat is ook goed. De bedoeling van die wet is het omarmen waard. Dat neemt niet weg, dat die wet nog geen geldend recht is. Maar met de huidige Wro, Wabo en Chw kan er ook al veel in de geest van de Omgevingswet worden opgepakt.
Ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal het huidige recht relevantie behouden. Volgens het overgangsrecht, zoals dat nu in de Invoeringswet staat mogen gemeenten er 10 jaar over doen om een omgevingsplan vast te stellen. Alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen gelden tot die tijd automatisch als ‘omgevingsplan van rechtswege’. We hebben dus minimaal nog 3 jaar, maar eigenlijk veel langer nog met het huidige recht van doen.
De jurisprudentie over de Wro, Wabo en Chw laat interessante dingen zien.
|
Kortom, in ons vakgebied moet multifocaal gekeken worden: de ontwikkelingen van het huidige recht zijn zeker zo interessant als de gang van zaken rondom de Omgevingswet!
|
|
Hoewel velen de focus hebben liggen bij de Omgevingswet zijn er tal van belangrijke ontwikkelingen in de jurisprudentie van de Wro, Wabo en Chw waar te nemen. Tijdens de door ons georganiseerde actualiteitenmiddag over Ruimtelijke Ordening worden deze besproken tegen de achtergrond van de dagelijkse praktijk.
|
Heel veel vragen komen op je af… weet je dan het antwoord?
Op grond van recente jurisprudentie zijn appellanten die resp. wonen op 103, 106 en 125 meter afstand “gelet op deze afstanden en de aard en de omvang van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling, die binnen het plangebied mogelijk wordt gemaakt, rechtstreeks bij een besluit betrokken, zijn zij belanghebbende en zijn zij dus ook in beroep- na het tijdig indienen van een zienswijze- ontvankelijk in beroep. Maar…hoe zit het met een appellant, die ten tijde van het instellen van beroep op 85 meter afstand woonachtig was, maar nog vòòr de uitspraak zijn woning en maar elders verhuisde?
Heeft de gemeenteraad beleidsruimte bij het vaststellen van een bestemmingsplan? Welke belangen moet de gemeenteraad afwegen? Tot hoe ver gaat de bevoegdheid van de gemeenteraad bij de beoordeling van zienswijzen? En….als in een bestemmingsplan bij een bestemming geen bouwvlak is opgenomen en binnen die bestemming reeds een jaren geleden gebouwd – en gedoogd- bouwwerk aanwezig is, welke beslissing is dan in beroep te verwachten? Gaat de bestuursrechter dan inhoudelijk op de beroepsgrond tegen dat bouwwerk in? Op welke rechtsgrond?
Hoe beoordeelt de bestuursrechter de beroepsgrond dat niet is aangetoond dat er behoefte is aan woningen en deze bovendien afbreuk doen aan de leefbaarheid ter plaatse en in strijd zijn met de beroemde “Ladder”?
Wat bepaalt de rechter als er wordt gesteld dat er een betere alternatieve locatie voor de woningen aanwezig is en ten onrechte de agrarische grond geen woonbestemming heeft gekregen?
Op welke manieren kunnen de parkeerregels in een bestemmingsplan in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe parkeerregels?
|
|
Kent u de jurisprudentie ‘regels’ over: concurrentie, leegstand, behoefte aan nieuwe winkels en gevolgen voor bestaande winkels?
Wat weet u te vertellen over de mogelijkheden bij een CHW-bestemmingsplan PLUS met verbrede reikwijdte? Een nieuw fenomeen?
De bedoeling is dat op de door ons georganiseerde cursusdag – naast een antwoord op de hier boven gestelde vragen- een aantal actuele vragen over bestemmingsplannen worden bediscussieerd en beantwoord.
|
masterclass Overheidscontracten, 28 september Amersfoort
cursus Het maken en toetsen van verordeningen en beleidsregels, 10 oktober Amersfoort
cursus Hennepkwekerij in een huurwoning: hoe handhaaf je met bestuursrecht?, 3 oktober Arnhem
training Procesmanagement, 25 oktober Zwolle
studiedag Uw Vth-taken ‘toekomstproof’?, 31 oktober Amersfoort
cursus Actualisatie van de mandaat-, volmacht- en machtigingsregeling, 31 oktober Zwolle